Afstand

De gemiddelde Nederlander is elke dag een uur kwijt aan het reizen naar zijn werk. Vanavond tikken we samen weer de 400 km file aan. Om 08:00 uur vanochtend stonden er meer dan 100.000 auto’s stil. De spits duurde 2 uur. Alleen al vanochtend stonden er een kleine miljoen mensen in the middle of nowhere helemaal niets te doen.

Dat is onhandig, lastig, duur, inefficiënt, onproductief en zonde.

Maar is het dat? Is het niet veel erger dan dat? Is het eigenlijk niet godgeklaagd?

We begrijpen afstanden in een ruimtelijke conceptuele context. Vanmiddag heb ik een afspraak in Haarlem, met een vriend uit Alkmaar, hij haalt me met de auto. A is ons vertrekpunt, en B de aankomst, en daartussenin trek je een lijn, als op een stuk papier. We benaderen de trip als een wiskundige abstractie, als een logistiek probleem.

Vervolgens lossen we het logistiek probleem op. We leggen een weg aan, bij voorkeur een zo recht mogelijke lijn, C. We maken een voertuig D dat ons zo snel mogelijk over de lijn naar B brengt. C wordt uitgedrukt in afstand (km = K)), tijdseenheden (uren = U), brandstofverbruik (gallons = G) en geld = E).

Zo wordt onze reis gereduceerd van een ervaring naar een vergelijking. Zo kost de reis: K*G=E; duurt hij: veel U; en is het: een godsgruwelijk K eind.

Het logistieke probleem kan opgelost worden met logistieke middelen. Een extra rijstrook, hogere maximum snelheid, kilometerbelasting, spitsbelasting, carpooling. Het logistieke probleem is inderdaad onhandig, lastig, duur, inefficiënt, onproductief en zonde.

Maar hebben we het over een logistiek probleem? Of hebben we het over mensen? En zijn mensen meer dan een onderdeel van een logistieke vergelijking? Is de file niet slechts een symptoom van een veel grotere probleem? Is onze perceptie van afstanden en hoe we ons verplaatsen niet in hevig conflict met onze relatie met de werkelijkheid?

De ruimtelijke conceptuele context misleidt ons. A is namelijk geen A. A is daar waar we leven, waar we met onze vrouw vrijen, waar we met onze kinderen knuffelen. Daar waar we het hok voor de hond timmeren, en met de buren barbecuen. A is daar waar we graag zijn, daar waar we thuis horen.

En B is de plek waar we ons manifesteren in deze wereld. Daar waar we wie we zijn omzetten in een rol ten opzichte van de rest van de wereld. Daar we dingen maken en verzinnen, daar waar we anderen helpen, daar waar we de relatie aangaan met de rest van de wereld.

En is C een lijn? Als we onze ogen openen zien we dat C een ervaring is. Een pad ergens naar toe. Niet alleen een pad naar een plek, maar ook een pad in tijd, en ook een pad in de relatie met het andere. Dit pad is een uitwisseling met alles dat we tegenkomen. Het pad is de veranderende relatie met het andere. Elke boom, elke heuvel, elke bocht, elke wandelaar en fietser, elke overvliegende buizerd, allen zijn wij zelf. Allen worden onderdeel van onszelf en veranderen onszelf.

In een uur naar Apeldoorn rijden is absurd. Je moet de tijd hebben genomen om de omgeving te zien veranderen. Je moet mensen hebben gesproken om de mensen te zien veranderen. Je moet het verhaal van de Hilversummer kennen om de Apeldoorner te begrijpen. En dan vliegen we tegenwoordig non-stop naar Bangkok. C is geen lijn, C is een reis.

En daar staan we dan, mensen op de A1. Asfalt tot aan de horizon, en geen mens behalve de andere zombie file rijders te zien. Daar staan we elke dag een uur te vergooien.

Nee, niet een uur te vergooien. We vergooien een potje voetbal met onze jongste zoon, een goed gesprek met de ruziënde buren, onvergetelijke liefde met je liefde, het beste idee of de belangrijkste daad van ons leven. We vergooien een uur leven (L), en dat elke dag weer. En dat is toch erger dan onhandig, lastig, duur, inefficiënt, onproductief en zonde? Dat is toch godgeklaagd? Daar stoppen we toch morgen mee?

Next
Next

Hygiëne